-
1 saturer
-
2 glut
n. overvloed; overschot; overvoering--------v. (over)verzadigen; overladen; overvoeren (de markt)glut1[ glut] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————glut2〈werkwoord; glutted〉♦voorbeelden: -
3 rassasier
-
4 sate
v. vetmesten; volledig vergenoegen[ seet]1 (over)verzadigen ⇒ bevredigen, overvoeden/laden♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский